-
1 afsluiten
1 [ontoegankelijk maken] fermer2 [op slot doen] fermer à clé4 [tot stand brengen] conclure5 [een eind maken aan] clôturer6 [verwijderd houden van] tenir à distance (de)♦voorbeelden:een tuin afsluiten • clôturer un jardineen weg afsluiten • barrer une route2 heb je de voordeur goed afgesloten? • as-tu fermé à clé la porte d'entrée?een (dienst)jaar afsluiten • clôturer un exerciceeen afgesloten tijdperk • une époque révolueiemand van het gas afsluiten • couper le gaz chez qn. -
2 shut off the water/gas
shut off the water/gashet water/gas afsluiten -
3 Wasser
Wasser〈o.; Wassers, Wasser of Wässer〉♦voorbeelden:stehendes Wasser • stilstaand water〈 figuurlijk〉 jemandem das Wasser abgraben • iemand in zijn bestaan bedreigen, iemand het gras voor de voeten wegmaaienWasser abstoßend, abweisend • waterafstotendWasser führend • water afvoerend, met water erinder Fluss führt viel Wasser • er staat veel water in de rivierWasser lassen, 〈 informeel〉sein Wasser abschlagen • wateren, urineren〈 figuurlijk〉 Wasser in die Elbe, in den Rhein, ins Meer tragen • uilen naar Athene, water naar de zee dragendas Wasser schoss ihr in die Augen • haar ogen schoten vol tranen〈informeel; figuurlijk〉 mit allen Wassern gewaschen • van alle markten thuis, uitgekooktein Zimmer mit fließendem Wasser • een kamer met stromend waterein Schiff zu Wasser bringen, lassen • een schip te water latenzu Wasser und zu Land(e) • te land en te water〈informeel; figuurlijk〉 der Vorwurf läuft an ihm ab wie Wasser • dat verwijt raakt zijn koude kleren nietbis dahin läuft noch viel Wasser den Bach, Berg, Rhein hinunter • er zal nog veel water door de Rijn lopen voor het zover is〈 spreekwoord〉 der Krug geht so lange zu Wasser, bis er zerbricht • de kruik gaat zolang te water tot ze breekt -
4 das Wasser abdrehen
-
5 coupure
-
6 afsluiting
1 [het ontoegankelijk maken] closing off/up2 [het op slot doen] locking (up/away)3 [met betrekking tot gas/water e.d.] shut-off, cut-off ⇒ disconnection4 [het tot stand brengen] conclusion -
7 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
8 shut
adj. dicht--------v. sluiten, op slot doen; dichtdoen; dicht maken; dichtdoen ("een oogje dichtdoen"); sluiten (oren)shut1[ sjut] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————shut21 sluiten ⇒ dichtgaan, dichtslaan/klappen; 〈 figuurlijk〉 stopgezet worden 〈 bijvoorbeeld bedrijf〉, dicht/toe zijn♦voorbeelden:the door shuts badly • de deur sluit niet goedthe factory shuts down for a fortnight this summer • de fabriek gaat van de zomer twee weken dichtthe door shuts to • de deur gaat helemaal dicht→ shut up shut up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 sluiten ⇒ dichtdoen, dichtslaan/klappen/draaien♦voorbeelden:shut one's eyes/ears/mind to something • iets niet willen zien/horen/wetenshut in by mountains • door bergen ingeslotenshut off the water/gas • het water/gas afsluitenlive shut off from society • van de maatschappij afgezonderd levenshut the door to • de deur (pot)dicht doenshut out of • de toegang ontzeggen totshut someone into a room • iemand in een kamer opsluiten→ shut up shut up/ -
9 couper l'eau, le courant
couper l'eau, le couranthet water, de stroom afsluitenDictionnaire français-néerlandais > couper l'eau, le courant
-
10 seal
n. zeehond; zegel; stempel; stop, dop, afsluiting; afsluizen; teken; waarborg; wettelijk verklaren--------v. waterdicht maken; afsluiten; afdichten; verzegeld; gestempeld; wettelijk verklaren; beëindigenseal1[ sie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zegel ⇒ stempel 〈 ook figuurlijk〉; lakzegel; (plak)zegel; 〈 figuurlijk〉 kenmerk; 〈 figuurlijk〉 bezegeling2 dichting ⇒ dichtingsmateriaal; (lucht/waterdichte) (af)sluiting; stankafsluiting♦voorbeelden:seal of love • bezegeling van de liefdeunder seal of confession • onder biechtgeheimunder seal of secrecy • onder het zegel van geheimhouding→ privy privy/————————seal21 op robben/zeehondenvangst gaan/zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:seal the flavour in • het aroma vasthoudenseal off an area • een gebied afgrendelen -
11 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
12 sluiten
2 [opbergen, wegsluiten] lock up/away3 [buiten-/uitsluiten] lock out, close off4 [plaatsen zonder tussenruimte] close6 [beëindigen] close, conclude7 [verbieden] close8 [handel] [opmaken] close♦voorbeelden:het raam sluiten • shut/close the windowde winkel/zaak sluiten • 〈 in het bijzonder voorgoed〉 close (the shop) down; 〈 ook 's avonds〉 shut up shopvriendschap sluiten (met) • make friends (with)de rij sluiten • bring up the rear3 [goed geheel vormen] fit4 [afsluiten] lock up5 [ten einde lopen] close6 [als einduitkomst hebben] balance7 [gelijke eindcijfers aan debet- en creditzijde vertonen] balance♦voorbeelden:dinsdagmiddag zijn alle winkels gesloten • it's early closing day on Tuesdaydie redenering sluit niet • that argument doesn't hold (water)de begroting sluitend maken • balance the budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉♦voorbeelden: -
13 turn off
(Informeel) saaie boel; iets dat afkeer opwekt (bv. "Dat televisieprogramma is een saai iets, schakel alsjeblieft op een ander kanaal)--------v. afslaan; interesse verliezen; aflsuiten (gas, water); uitdoen, afzetten (licht, apparaat); weerzin opwekken bijturn off1 afslaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский